fbpx

Ik hou van de herfst

Ik ben een echt herfstmens. Eens de blaadjes hun zomerkleurtje beginnen te verliezen en er hier en daar wat geel tussen het groen komt, begin ik te verlangen naar de eerste herfststorm. Dan zit ik voor het raam en kijk naar de blaadjes die alle richtingen uitgeduwd worden door de wind. Net alsof ze een ingewikkeld modern balletvoorstelling dansen. Omhoog, omlaag, naar links en met een grote bocht naar rechts. Stijl en pijlsnel naar boven om dan langzaam en elegant naar beneden te dwarrelen als de wind even een pauze neemt.

En die geuren! Hemelse geuren zijn het. Van natte aarde, opgewaaid gras dat voor een laatste keer gemaaid is, van paddestoelen die zich tegen bomen nestelen of op een open plek in het bos een kringetje maken alsof ze zo meteen zullen uitbarsten in het kinderliedje ‘zakdoek leggen’. Het is ook de geur van kruiden en van het laatste hooi dat van de velden wordt gehaald. Het is de geur van gezelligheid, van vernieuwing.

De cirkel van witte hoedjes in het bos zijn heksenkringen. De benaming stamt nog uit de tijd dat mensen nog in heksen geloofden. En als je op een stormachtige avond op pad bent in het bos zal niemand het je kwalijk nemen als je een afgebroken tak, die door de wind wordt meegevoerd  verkeerdelijk aanziet als een heks op haar bezem. En is er toevallig een zwarte kat op pad die avond, dan kan je niet anders dan geloven in heksen. 

Maar als de zon zich laat zien en de gouden stralen door de rode en bruine bladeren vallen, dan is het heerlijk om op pad te gaan en bosvruchten te verzamelen. Toen mijn kinderen klein waren, nam ik ze elke herfst mee naar het bos. We zochten eikels, kastanjes en allerlei andere herfstvruchtjes. En als we thuis kwamen maakten we daar een kaboutertuin mee. We haalden het houten kistje boven en gooiden het groene piepschuim van het jaar ervoor eruit. Ik sneed een nieuw stuk oasis aan en verving het oude door het krakend verse stuk steekschuim. Ik sneed er vijvertjes en riviertjes in en met de overschot maakte ik heuvels en bergjes.Daarna gingen de kinderen aan de slag met hoedjes van hazelnoten, bramen die nooit zijn gerijpt, bolsters van wilde kastanjes en ze maakten er kabouterhuisjes en tuintjes van. Ze bonden afgevallen naalden van dennen in bosjes, dat werden de boompjes of struikjes. En de kaboutertuin bleef staan tot de lente.

En als de kinderen ’s avonds naar bed waren en ik met een boek voor de haard zat, dan kwamen de echte kaboutertjes…. en bevolkten onze kaboutertuin. Want als je in heksen gelooft moet je ook in kabouters geloven.

Auteur: Ina de Man